Vanaf halverwege de zeventiende eeuw wonen er Joden in Groenlo in de Achterhoek. Joden waren relatief veilig in Nederland in vergelijking met landen als Duitsland, Spanje en Portugal waar zij werden vervolgd. Maar ook in Nederland moesten zij zich aan speciale regels houden. Zo mochten ze bijvoorbeeld niet alle beroepen uit oefenen. In Groenlo werkten ze daarom o.a. in de financiële sector, handel, veehandel, slagerijen etc.
In de dertiende en veertiende eeuw waren er al Joodse gemeenschappen in Limburg, Gelderland en Brabant. In Nederland, dat zich vaak beroept op de joods-christelijke traditie, wordt soms vergeten dat Joden hier slechts werden gedoogd en niet van ganser harte werden opgenomen. Aan het eind van de zestiende eeuw kwamen er grotere groepen Joden uit Spanje en Portugal die wegens geloofsvervolging naar het noorden trokken en vanaf de zeventiende eeuw vluchtelingen uit het door burgeroorlog geteisterde Duitsland. Vergeleken met andere landen hadden ze in de Nederlandse Republiek een veilig toevluchtsoord, maar ze werden toch als vreemdelingen beschouwd die zich aan allerlei beperkende regels dienden te houden. Sommigen werden welvarende burgers, de meesten bleven (heel erg) arm. Het zullen Duitse Joden zijn geweest die zich halverwege de zeventiende eeuw in Groenlo in de Achterhoek vestigden. Ze hadden er succes: Joden pachtten er tussen 1674 en 1895 de plaatselijke Bank van Lening. Joden mochten in de Republiek niet ieder beroep uitoefenen, maar in de financiële sector en handel mochten ze wel werken.
15 van deze amuletten met Hebreeuwse teksten zijn in Groenlo gevonden bij de Beltrummerpoort. Ze werden door Joden gebruikt om rampspoed af te wenden. Bron: Museum het Valkhof Nijmegen. |
Het moeten leden van deze prille Joods-Grolsche gemeenschap zijn geweest die een paar bijzondere voorwerpen achterlieten in de bodem. In 2004 werden bij opgravingen van de vroegere Beltrummerpoort vijftien loden plaatjes gevonden in een zeventiende-eeuwse laag. Ze bleken Hebreeuwse teksten te dragen, en wel de namen van de vier paradijselijke rivieren die in het bijbelboek Genesis worden genoemd: Pishon, Gihon, Hiddekel en Eufraat. Het gaat hier om amuletten om onheil af te weren en geluk af te dwingen. Het gebruik van zulke amuletten was in het joodse geloof niet toegestaan, maar net als in ieder geloof namen veel mensen het zekere voor het onzekere en vertrouwden hun lot toe aan krachten van het bijgeloof. Met of zonder hulp van amuletten ging het de Joodse gemeenschap in Groenlo betrekkelijk goed. Voorafgaand de Tweede Wereldoorlog woonden er 5.100 Joden in deze grensregio. Tegenwoordig is er van het Joodse leven in de Achterhoek, Liemers en eigenlijk alle plattelandsgebieden vrijwel niets over.
Bron: Evert van Ginkel